ECLI:NL:RVS:2022:143

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
202105097/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van een locatie voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer in Maarssen

Op 19 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten, wonend in Maarssen, beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht. Dit besluit, genomen op 15 juni 2021, betrof de aanwijzing van een locatie voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (orac) op de stoep langs de IJsvogel, nabij de woningen van de appellanten. De appellanten vreesden voor geluidoverlast en geurhinder door de nabijheid van de container, die op ongeveer 13 meter van hun woningen zou worden geplaatst. Ze stelden dat de locatie niet voldeed aan de plaatsingscriteria, waaronder de eis dat een container niet onder een balkon mag worden geplaatst.

De Afdeling heeft de zaak op 25 november 2021 ter zitting behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de container inmiddels was geplaatst. De Afdeling oordeelde dat het college bij de keuze van de locatie beleidsruimte toekomt en dat de appellanten onvoldoende specifieke omstandigheden hebben aangevoerd die de aanwijzing van de locatie onredelijk zouden maken. De Afdeling concludeerde dat de door de appellanten genoemde hinder onder normale omstandigheden niet aan de aanwijzing van de locatie in de weg hoeft te staan, mits de hinder door de constructie van de orac en het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk wordt beperkt.

Daarnaast hebben de appellanten een alternatieve locatie aangedragen, maar de Afdeling oordeelde dat het college voldoende gemotiveerd had aangegeven waarom deze alternatieve locatie niet geschikter was. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellanten ongegrond en oordeelde dat het college de proceskosten niet hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202105097/1/R1.
Datum uitspraak: 19 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B] en [appellant C] (hierna: [appellanten]), allen wonend te Maarssen, gemeente Stichtse vecht,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2021 heeft het college onder meer de locatie met het nummer RE384, ter hoogte van IJsvogel 17 in Maarssen, aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: orac).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2021, waar [appellanten], van wie [appellant A], zijn verschenen en waaraan het college, vertegenwoordigd door L. Ganzevoort en R.T. Verbaas, via een videoverbinding heeft deelgenomen.
Overwegingen
1.       [appellant A] en [appellant B] wonen op het adres [locatie 1]. [appellant C] woont op het adres [locatie 2]. De orac is voorzien op de stoep langs de IJsvogel, een weg die achter hun achtertuinen langsloopt. Tussen de locatie en de tuinen staat een heg. De afstand tussen de locatie en de woningen van [appellanten] is ongeveer 13 meter. Ter zitting is gebleken dat de orac inmiddels is geplaatst.
2.       Bij de keuze voor een locatie voor orac’s dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3112), komt het college bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van orac's beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college al dan niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen. Daarbij wordt allereerst beoordeeld of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een orac. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
3.       Het college heeft bij besluit van 23 mei 2017 het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2017 vastgesteld. Hierbij zijn onder meer de plaatsingscriteria voor ondergrondse containers vastgesteld.
Criterium 1 luidt: "De afstand van het hart van de locatie (de OC) tot de gevel van een woning is minimaal 2 meter, maar zo mogelijk groter."
Criterium 4 luidt: "De locatie (containers) bevindt zich niet voor een deur en ook niet onder een raam of balkon van een woonhuis."
Criterium 8 luidt: "De locatie (container) is zodanig gesitueerd dat bij het legen van de container geen schade ontstaat aan bomen (kroon, wortels) in een volwassen stadium. De afstand van het hart van de locatie (de OC) tot de insteek van een watergang is minimaal 5 meter. Bij het ontbreken van een echt talud is de afstand tot het water minimaal 10 meter."
Criterium 9 luidt: "De locatie van de container bevindt zich niet in het openbare groen, maar bij voorkeur in een verhard gebied. Als plaatsing in het groen onontkoombaar is, dan voorkomen dat "groensnippers" overblijven (voor groenvakken gelden minimale afmetingen)."
Geschiktheid locatie
4.       [appellanten] vrezen geluidoverlast en geurhinder vanwege de orac. Zij wijzen er op dat de orac direct naast hun terrassen achter in hun tuin is voorzien en daar, gelet op de heersende windrichting, geurhinder zal veroorzaken. Verder wijzen zij er op dat volgens de plaatsingscriteria een orac niet onder een balkon mag komen te staan. Omdat een tuin net als een balkon een buitenruimte is, is het aanwijzen van de locatie achter de achtertuin in strijd met de criteria.
4.1.    Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat de door [appellanten] genoemde gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van orac’s en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van orac’s maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom enkel beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
[appellanten] hebben behalve hun in algemene zin geuite vrees voor hinder geen locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden aangevoerd. Verder heeft het college ter zitting toegelicht dat het systeem waarmee de orac wordt uitgerust, namelijk een draaitrommel, en de omstandigheid dat deze wordt ingegraven in de bodem, voldoende waarborg bieden om stankoverlast tegen te gaan. De heersende windrichting is daarom ook van zeer geringe invloed op het optreden van eventuele geurhinder. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel om dit standpunt onredelijk te achten. Tot slot heeft het college onweersproken ter zitting toegelicht dat het criterium voor plaatsing onder een balkon louter bedoeld is om het legen van de container technisch mogelijk te maken en niet is bedoeld om de milieugevolgen te beperken. In het door [appellanten] aangevoerde heeft het college daarom geen belemmering voor de aanwijzing van de locatie hoeven zien. Dit betoog slaagt niet.
Alternatieven
5.       [appellanten] betogen dat een alternatieve locatie in de nabije omgeving aanwezig is, namelijk in de groenstrook tegenover de woning IJsvogel 23. Zij stellen dat wat betreft de voorgestelde locatie de loopafstand gelijk is, dat er evenmin leidingen in de weg liggen, dat de orac verder van een gevel en tuin komt te liggen en dat er minder geluid- en geuroverlast zal optreden bij de woningen aan de Buitenweg. In verband met dit laatste aspect wijzen [appellanten] erop dat de voorgestelde locatie gunstiger ligt ten opzichte van de westenwind dan de aangewezen locatie.
5.1.    Het college heeft gesteld dat de container op deze alternatieve locatie kan wegzakken in het talud van het nabijgelegen fietspad en dat er veel gesnoeid zal moeten worden, zowel bij de aanleg als in de toekomst. Verder wijst het college er op dat gelet op de criteria 8 en 9 van de plaatsingscriteria - samengevat weergegeven - plaatsing in het groen zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Voorts heeft het college gesteld dat, nu de kans op stank verwaarloosbaar klein is, de heersende windrichting niet van belang is voor de vraag of het aangedragen alternatief beduidend beter is. [appellanten] hebben het voorgaande onvoldoende overtuigend bestreden. Voor zover zij ter zitting erop hebben gewezen dat het college deze motivering grotendeels pas in het verweerschrift naar voren heeft gebracht, overweegt de Afdeling dat in de nota van zienswijzen door het college is ingegaan op de argumenten waarom de alternatieve locatie volgens het college niet geschikter dan de nu aangewezen locatie. Dat in het verweerschrift de argumenten nader zijn toegelicht, maakt niet dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is.
Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de door [appellanten] bedoelde alternatieve locatie zodanig geschikter is voor plaatsing van de orac, dat het college in redelijkheid die locatie had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie.
Conclusie
6.       Het beroep is ongegrond.
7.       Het college hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022
361