ECLI:NL:RVS:2022:1457
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning asiel en aanvraag voor onbepaalde tijd
Op 20 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 15 december 2020 werd genomen. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, welke door de staatssecretaris werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 18 februari 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er nader onderzoek nodig is naar de argumenten die de staatssecretaris in hoger beroep heeft aangevoerd. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.