ECLI:NL:RVS:2022:1460
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 11 mei 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Tevens is de vreemdeling ambtshalve geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend en is geweigerd om op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 te bepalen dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die op 17 juni 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in het hoger beroep overwogen dat de staatssecretaris heeft laten weten dat de vreemdeling met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie uit Nederland is vertrokken en is teruggekeerd naar Rwanda. Dit leidt de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
Als gevolg hiervan heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.