ECLI:NL:RVS:2022:1469
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
Op 22 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. Op 29 april 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 mei 2022 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking had op het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft geen argumenten aangedragen die zouden rechtvaardigen dat het hoger beroep toch in behandeling genomen zou moeten worden. De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een eerlijk proces, waardoor het verbod op hoger beroep niet doorbroken kon worden.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak verklaard zich onbevoegd te verklaren om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.