202202463/2/A3.
Datum uitspraak: 25 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
Jachthaven Schellingwoude B.V., gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2022 in zaken nrs. 20/3270, 20/3339, 20/4193, 20/5494 en 21/461 in het geding tussen:
Jachthaven Schellingwoude en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2019 heeft het college aan Jachthaven Schellingwoude een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 19 mei 2020 heeft het college het door Jachthaven Schellingwoude daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 maart 2022 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door Jachthaven Schellingwoude daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Jachthaven Schellingwoude hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft Jachthaven Schellingwoude de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 mei 2022, waar Jachthaven Schellingwoude, vertegenwoordigd door [directeur-grootaandeelhouder], bijgestaan door mr. J. de Vet, en het college, vertegenwoordigd door M.A. van Marle en G. Reuchlin, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Jachthaven Schellingwoude is gelegen in Amsterdam-Noord en is onderdeel van een zogeheten ‘nautisch kwartier’, dat door de gemeente Amsterdam is bestemd voor watersport en recreatie. In dit kader heeft Jachthaven Schellingwoude een omgevingsvergunning gekregen voor onder meer het verhuren van zestig ligplaatsen voor recreatie- en zeilschepen. Jachthaven Schellingwoude heeft vervolgens zeven ligplaatsen verhuurd aan eigenaars van zogeheten ‘houseboats’. Deze objecten zouden technisch gezien kunnen varen, maar fungeren in de praktijk als drijvende hotelkamers: ze blijven liggen in de jachthaven en worden door intermediair Short Stay Manager B.V. namens de eigenaren verhuurd aan toeristen via websites als Airbnb. Daarom heeft het college met betrekking tot zes van deze objecten aan Jachthaven Schellingwoude een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat Jachthaven Schellingwoude de objecten van het type Havenlodge gelegen aan de steiger met het adres Schellingwouderdijk 420 verwijdert en verwijderd houdt uit de jachthaven, onder verbeurte van een dwangsom van 10.000 euro per object.
3. Het verzoek van Jachthaven Schellingwoude strekt ertoe om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de aan haar opgelegde last onder dwangsom wordt geschorst tot zes weken na de uitspraak in hoger beroep.
4. Jachthaven Schellingwoude meent een spoedeisend belang te hebben omdat de last onder dwangsom onduidelijk zou zijn. Zij voert aan dat het niet duidelijk is of alleen de zes eerdergenoemde objecten onder de last vallen, of dat deze ook zou kunnen zien op andere objecten van het type Havenlodge. Jachthaven Schellingwoude wil voorkomen dat zij onverwacht dwangsommen verbeurt.
Ter zitting is door de gemachtigde van het college bevestigd dat de last uitsluitend ziet op de zes objecten waarop het besluit van 18 oktober 2019 betrekking had en niet op andere objecten. Verder is ter zitting komen vast te staan dat zes van de zeven houseboats de jachthaven inmiddels hebben verlaten. Aan de eigenaren hiervan heeft het college namelijk ook lasten onder dwangsom dan wel bestuursdwang opgelegd, en de eigenaren hebben hun juridische procedures hierover inmiddels gestaakt. Alleen de ‘Berenboot’ ligt nog in de jachthaven. Dit object wordt particulier gebruikt en wordt niet verhuurd aan toeristen. Om deze reden heeft het college ter zitting meegedeeld de aanwezigheid van de ‘Berenboot’ in de jachthaven niet meer als illegaal te beschouwen. Het voorgaande brengt mee dat Jachthaven Schellingwoude op grond van de opgelegde last op dit moment geen risico loopt om dwangsommen te verbeuren. Daarom ontbreekt een spoedeisend belang voor het treffen van de gevraagde voorziening.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022
597