ECLI:NL:RVS:2022:1526

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
29 mei 2022
Zaaknummer
202202846/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen bewaring vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 3 mei 2022 een beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de vreemdeling op 16 maart 2022 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State, in zijn uitspraak van 30 mei 2022, heeft overwogen dat de rechtbank zich heeft uitgesproken over het voortduren van de maatregel van bewaring. Volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 kan hiertegen geen hoger beroep worden ingesteld. De Raad van State heeft vastgesteld dat de argumenten van de vreemdeling in hoger beroep geen aanleiding geven om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Er is geen sprake van een situatie waarin het verbod op hoger beroep kan worden doorbroken, zoals het ontbreken van een eerlijk proces.

Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 mei 2022.

Uitspraak

202202846/1/V3.
Datum uitspraak: 30 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 3 mei 2022 in zaak nr. NL22.7301 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 3 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2. Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3. De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022
765