ECLI:NL:RVS:2022:1568
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit tot wegslepen en inbewaringstelling van auto
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 november 2021. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda, dat op 24 oktober 2020 de auto van [appellante] had laten wegslepen en in bewaring had gesteld. De kosten van deze handeling werden op [appellante] verhaald. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling oordeelt dat op de parkeerplaats waar [appellante] haar auto had geparkeerd, een verkeersbord E4 stond met een onderbord dat aangaf dat parkeren op 24 oktober tussen 06:00 en 16:00 uur verboden was. De Afdeling is van mening dat [appellante] redelijkerwijs had moeten beseffen dat zij niet op die tijden daar mocht parkeren. Het feit dat er ook een ongeclausuleerd verkeersbord E4 aanwezig was, verandert hier niets aan.
Daarnaast heeft [appellante] aangevoerd dat het college ten onrechte niet heeft beslist op haar verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar. De Afdeling oordeelt dat het college het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard en dat er daarom geen reden is voor een proceskostenvergoeding. Hoewel het college het verzoek om proceskostenvergoeding had kunnen honoreren, is dit een formeel gebrek dat niet leidt tot vernietiging van de uitspraak.
Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat er geen recht bestaat op vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep, noch op terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is gedaan in een openbare zitting op 20 mei 2022.