ECLI:NL:RVS:2022:1568

Raad van State

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
202107141/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot wegslepen en inbewaringstelling van auto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 november 2021. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda, dat op 24 oktober 2020 de auto van [appellante] had laten wegslepen en in bewaring had gesteld. De kosten van deze handeling werden op [appellante] verhaald. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Afdeling oordeelt dat op de parkeerplaats waar [appellante] haar auto had geparkeerd, een verkeersbord E4 stond met een onderbord dat aangaf dat parkeren op 24 oktober tussen 06:00 en 16:00 uur verboden was. De Afdeling is van mening dat [appellante] redelijkerwijs had moeten beseffen dat zij niet op die tijden daar mocht parkeren. Het feit dat er ook een ongeclausuleerd verkeersbord E4 aanwezig was, verandert hier niets aan.

Daarnaast heeft [appellante] aangevoerd dat het college ten onrechte niet heeft beslist op haar verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar. De Afdeling oordeelt dat het college het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard en dat er daarom geen reden is voor een proceskostenvergoeding. Hoewel het college het verzoek om proceskostenvergoeding had kunnen honoreren, is dit een formeel gebrek dat niet leidt tot vernietiging van de uitspraak.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat er geen recht bestaat op vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep, noch op terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is gedaan in een openbare zitting op 20 mei 2022.

Uitspraak

202107141/1/A2.
Datum uitspraak: 20 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 12 november 2021 in zaak nr. 21/1084 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
Openbare zitting gehouden op 20 mei 2022 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij, voorzitter
griffier: mr. A.S. Sanchit-Premchand
Verschenen:
[appellante], vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema;
het college, vertegenwoordigd door G.M.J. van Gastel.
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 12 november 2021 van de rechtbank Zeeland­-West-­Brabant waarbij het beroep tegen het in bezwaar gehandhaafde besluit van 24 oktober 2020 ongegrond is verklaard. Bij dat besluit heeft het college de auto van [appellante] weg laten slepen en in bewaring laten stellen en de kosten daarvan op [appellante] verhaald.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
-         Op de parkeerplaats waar [appellante] haar auto had geparkeerd stond een verkeersbord E4 voorzien van een onderbord met daarop de tekst ‘parkeren verboden za 24 oktober 6h’ en daaronder ’za 24 oktober 16h’. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat een ieder redelijkerwijs kan beseffen dat bedoeld was aan te geven dat op 24 oktober tussen 06:00 uur en 16:00 uur daar niet geparkeerd mag worden. [appellante] heeft in strijd hiermee gehandeld. Dat er ook een ongeclausuleerd verkeersbord E4 stond, maakt dit niet anders.
-         [appellante] heeft aangevoerd dat het college ten onrechte niet heeft beslist op haar verzoek om de in bezwaar gemaakte proceskosten te vergoeden. Het college heeft het bezwaar echter terecht ongegrond verklaard. Er is dan ook geen reden voor een proceskostenvergoeding in bezwaar. Het was wel netter geweest als het college dit had beslist, maar het is een formeel gebrek dat gepasseerd kan worden.
-         Het hoger beroep is ongegrond. Daarom is er geen reden voor een vergoeding van de in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2022
691