ECLI:NL:RVS:2022:1626
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van vergunning voor ontgronden percelen en gevolgen voor waterhuishouding
Op 8 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante en het college van gedeputeerde staten van Zeeland. De zaak betreft de wijziging van een vergunning die eerder was verleend aan BPD Arcus Kunstwerk b.v. voor het ontgronden van percelen aan de Zeedijk 19 te Nieuwvliet. De wijziging van de vergunning, die op 16 maart 2021 werd vastgesteld, maakt de aanleg van watergangen mogelijk voor de uitbreiding van een vakantiepark. De appellante, die in België woont, betoogt dat de wijziging van de vergunning gevolgen heeft voor haar vakantiewoning, omdat de inkorting van de watergang en de aanleg van een infiltratievoorziening voor regenwater (wadi) deel uitmaken van het systeem van de waterhuishouding.
De Afdeling heeft de ontvankelijkheid van het beroep van de appellante beoordeeld. Het college van gedeputeerde staten van Zeeland heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de appellante geen gevolgen van de inkorting en wadi kan ervaren, omdat de afwatering vanuit de uitbreidingslocatie pas ver van haar vakantiewoning in de buurt komt. De appellante heeft dit niet weerlegd en niet concreet gemaakt welke gevolgen zij zou ondervinden. De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van de appellante ongegrond is, omdat zij niet heeft aangetoond dat de wijziging van de vergunning negatieve gevolgen voor haar heeft.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om concrete argumenten aan te dragen als zij beroep instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 6 april 2022, waarbij de appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. D.I.N. Levinson-Arps, en het college werd vertegenwoordigd door mr. A. Schreijenberg en R. de Nooijer. Ook was Beach Resort Nieuwvliet B.V. als partij aanwezig.