ECLI:NL:RVS:2022:1626

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
202102894/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van vergunning voor ontgronden percelen en gevolgen voor waterhuishouding

Op 8 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante en het college van gedeputeerde staten van Zeeland. De zaak betreft de wijziging van een vergunning die eerder was verleend aan BPD Arcus Kunstwerk b.v. voor het ontgronden van percelen aan de Zeedijk 19 te Nieuwvliet. De wijziging van de vergunning, die op 16 maart 2021 werd vastgesteld, maakt de aanleg van watergangen mogelijk voor de uitbreiding van een vakantiepark. De appellante, die in België woont, betoogt dat de wijziging van de vergunning gevolgen heeft voor haar vakantiewoning, omdat de inkorting van de watergang en de aanleg van een infiltratievoorziening voor regenwater (wadi) deel uitmaken van het systeem van de waterhuishouding.

De Afdeling heeft de ontvankelijkheid van het beroep van de appellante beoordeeld. Het college van gedeputeerde staten van Zeeland heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de appellante geen gevolgen van de inkorting en wadi kan ervaren, omdat de afwatering vanuit de uitbreidingslocatie pas ver van haar vakantiewoning in de buurt komt. De appellante heeft dit niet weerlegd en niet concreet gemaakt welke gevolgen zij zou ondervinden. De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van de appellante ongegrond is, omdat zij niet heeft aangetoond dat de wijziging van de vergunning negatieve gevolgen voor haar heeft.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om concrete argumenten aan te dragen als zij beroep instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 6 april 2022, waarbij de appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. D.I.N. Levinson-Arps, en het college werd vertegenwoordigd door mr. A. Schreijenberg en R. de Nooijer. Ook was Beach Resort Nieuwvliet B.V. als partij aanwezig.

Uitspraak

202102894/1/R3.
Datum uitspraak: 8 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats] (België),
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2021 heeft het college de bij besluit van 19 december 2016 aan BPD Arcus Kunstwerk b.v. verleende vergunning voor het ontgronden van percelen aan de Zeedijk 19 te Nieuwvliet gewijzigd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Beach Resort Nieuwvliet B.V. en [appellante] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2022, waar [appellante], bijgestaan door mr. D.I.N. Levinson-Arps, advocaat te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Schreijenberg, advocaat te Middelburg, en R. de Nooijer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Beach Resort Nieuwvliet B.V., vertegenwoordigd door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
Ontvankelijkheid
2.1.    De Afdeling heeft haar jurisprudentie over de ontvankelijkheid van beroepen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb, gewijzigd. Aanleiding daarvoor was het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7. Voor zover hier van belang geldt nu voor niet-belanghebbenden dat ook zij beroep kunnen instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten, mits zij een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of ingeval hen niet kan worden verweten dat zij dit hebben nagelaten (uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953). Alleen al omdat [appellante] een zienswijze over het ontwerpbesluit tot wijzing van de vergunning naar voren heeft gebracht, is haar beroep ontvankelijk.
Beroepsgronden
4.1.    Het college stelt dat [appellante] nabij haar vakantiewoning geen gevolgen van de inkorting en wadi kan ervaren. De afwatering vanuit de uitbreidingslocatie verloopt namelijk achtereenvolgens naar het zuiden, westen en noorden en komt dan pas in de buurt van de vakantiewoning. [appellante] heeft dit verloop van de afwatering niet weersproken en niet concreet gemaakt welke gevolgen van de inkorting en wadi de vakantiewoning uiteindelijk zal ondervinden.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie en proceskosten
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. Schueler, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Schueler
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Snijders
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022
279