ECLI:NL:RVS:2022:1677

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
202203305/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening

Op 10 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Tevens is ambtshalve geweigerd om haar uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 13 mei 2022 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechter heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning en het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. De uitspraak van de rechtbank is in het hoger beroep aan de orde gekomen, waarbij de vreemdeling ook voor haar minderjarige kind optrad als verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en heeft de beslissing van de staatssecretaris in het licht van de ingediende verzoeken en de relevante wetgeving gewogen. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2022, waarbij mr. J.H. van Breda als voorzieningenrechter en mr. D.I. van Kesteren als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202203305/2/V2.
Datum uitspraak: 14 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 mei 2022 in zaak nr. NL22.2454 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en ambtshalve geweigerd haar krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen.
Bij uitspraak van 13 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2022
897