ECLI:NL:RVS:2022:1677
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 10 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Tevens is ambtshalve geweigerd om haar uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 13 mei 2022 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechter heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning en het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. De uitspraak van de rechtbank is in het hoger beroep aan de orde gekomen, waarbij de vreemdeling ook voor haar minderjarige kind optrad als verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en heeft de beslissing van de staatssecretaris in het licht van de ingediende verzoeken en de relevante wetgeving gewogen. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2022, waarbij mr. J.H. van Breda als voorzieningenrechter en mr. D.I. van Kesteren als griffier aanwezig waren.