ECLI:NL:RVS:2022:1711

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
202201658/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 15 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 februari 2022. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juli 2021 was afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, advocaat te Made.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdeling geen contact meer met hem heeft. De Afdeling heeft hieruit afgeleid dat de vreemdeling geen bescherming meer zoekt en daarom geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan op 15 juni 2022, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.

Uitspraak

202201658/1/V2.
Datum uitspraak: 15 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 februari 2022 in zaak nr. NL21.13613 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 februari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, advocaat te Made, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft niet laten weten dat hij nog contact met hem heeft. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2022
915