ECLI:NL:RVS:2022:1717

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
202203275/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen bewaring vreemdeling

Op 16 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 21 april 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 31 mei 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State overweegt dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep mogelijk is volgens de wet. De Afdeling stelt vast dat de vreemdeling geen redenen heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat het hoger beroep toch in behandeling wordt genomen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken in gevallen waar geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat in deze zaak niet aan de orde is.

Daarom verklaart de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 juni 2022.

Uitspraak

202203275/1/V3.
Datum uitspraak: 16 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 31 mei 2022 in zaak nr. NL22.9142 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 31 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2022
644