ECLI:NL:RVS:2022:1782

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
202203628/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank had eerder, op 23 mei 2022, het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om uiterlijk 5 juli 2022 de vreemdeling te horen en binnen een week na het gehoor een besluit te nemen. Tevens was er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,00.

De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de staatssecretaris niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak heeft geen onomkeerbare gevolgen. Bovendien vergt de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en bepaald dat hij geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.

Uitspraak

202203628/2/V1.
Datum uitspraak: 23 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 mei 2022 in zaak nr. NL22.5850 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
De vreemdeling heeft tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 23 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, bepaald dat de staatssecretaris uiterlijk 5 juli 2022 de vreemdeling hoort en binnen één week na het gehoor alsnog een besluit op de aanvraag bekendmaakt, en aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, met een maximum € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Kamminga, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Kamminga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2022
886