ECLI:NL:RVS:2022:1789
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 april 2022 besluiten genomen om de aanvragen van twee vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te willigen. De rechtbank Den Haag had op 22 april 2022 de beroepen van de vreemdelingen tegen het niet tijdig nemen van besluiten op hun asielaanvragen gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een dwangsom had verbeurd van € 1.442,00 en dat hij binnen acht weken na de uitspraak alsnog besluiten moest nemen. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag verbeurde voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de staatssecretaris geen spoedeisend belang heeft aangetoond dat zou rechtvaardigen dat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de uitvoering van de uitspraak geen gevolgen heeft die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden en dat de staatssecretaris op 15 april 2022 al besluiten had genomen op de aanvragen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.