ECLI:NL:RVS:2022:1794
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 april 2022 heeft de rechtbank het beroep van een vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een dwangsom van € 1.442,00 heeft verbeurd en dat hij binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,00. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 juni 2022 het verzoek van de staatssecretaris om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen heeft en dat de staatssecretaris geen spoedeisend belang heeft aangetoond dat de uitvoering van de uitspraak zou rechtvaardigen. De staatssecretaris had op 1 juni 2022 al een besluit genomen op de aanvraag van de vreemdeling, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.