202107211/1/A3.
Datum uitspraak: 29 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Dokmaatschappij Sluiskil B.V., gevestigd te Sas van Gent (gemeente Terneuzen),
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 30 september 2021 in zaak nr. 20/689 in het geding tussen:
Dokmaatschappij Sluiskil
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 27 augustus 2019 heeft de bewaarder een verzoek van Dokmaatschappij Sluiskil tot herstel van een bijwerking in de Basisregistratie Kadaster (hierna: BRK) afgewezen.
Bij besluit van 10 december 2019 heeft de bewaarder het door Dokmaatschappij Sluiskil daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2021 heeft de rechtbank het door Dokmaatschappij Sluiskil daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 december 2019 vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Dokmaatschappij Sluiskil hoger beroep ingesteld.
De bewaarder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2022, waar Dokmaatschappij Sluiskil, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J.M. Smits, advocaat te Nieuwegein, en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. I.J. Tromp en B.W. Kok, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Dokmaatschappij Sluiskil heeft in 1999 percelen grond in Sas van Gent gekocht, waaronder een deel van het toenmalige kadastrale perceel M973. De notariële akte van levering/uitgifte erfpacht van 30 december 1999 (hierna: de akte) heeft als bijlage een tekening waarop het gekochte perceel met een "C" is gemarkeerd (hierna: deel C). Het gekochte perceel, dat het kadastrale nummer M1026 heeft gekregen, omvat volgens de BRK niet alleen deel C, maar ook een smalle strook ten noorden daarvan (hierna: de strook). Deze registratie is volgens Dokmaatschappij Sluiskil onjuist, omdat zij die strook niet heeft gekocht of geleverd gekregen, zoals volgens haar blijkt uit de akte en de daarbij behorende tekening. Zij heeft bij de bewaarder een verzoek tot herstel op grond van artikel 7t van de Kadasterwet ingediend en verzocht om de kadastrale kaart in die zin te corrigeren dat de bedoelde strook niet behoort tot perceel M1026 of enig ander in eigendom aan haar toebehorend kadastraal perceel.
Besluit
1.1. De bewaarder heeft het verzoek afgewezen. Er is volgens hem geen sprake van een misslag met betrekking tot de bijwerking van de BRK die op grond van artikel 7t van de Kadasterwet kan worden hersteld. Er is op 22 maart 2000 een aanwijs geweest naar aanleiding van de overdracht van de grond. Daarvan is een relaas van bevindingen opgemaakt. De inhoud daarvan kan niet meer ter discussie staan en is op juiste wijze in de BRK verwerkt.
Aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat voor zover het perceel dat met de akte is geleverd afwijkt van het perceel dat in de BRK is geregistreerd, de bewaarder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat die afwijking niet met toepassing van artikel 7t van de Kadasterwet kan worden hersteld. Volgens de rechtbank heeft de bewaarder in beroep, anders dan in bezwaar, onder andere met de hulpkaart Sas van Gent, sectie G, nummer 31 (hierna: de hulpkaart) voldoende toegelicht dat in het relaas van bevindingen alleen de zuidgrens van perceel M1026 is aangewezen en dat de overige grenzen ongewijzigd zijn gebleven. De bewaarder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de bijwerking van de BRK heeft plaatsgevonden overeenkomstig het relaas van bevindingen. De rechtbank heeft de door Dokmaatschappij Sluiskil aangevoerde beroepsgrond dat de bewaarder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de strook voorafgaand aan de aanwijs in 2000 al deel uitmaakte van perceel M1026, onbesproken gelaten omdat, gelet op het verzoek tot herstel en de besluiten daarop en de daartegen gerichte beroepsgronden, de beoordeling in beroep is beperkt tot de vraag of de bijwerking in het kadaster heeft plaatsgevonden overeenkomstig het relaas van bevindingen van de aanwijs die naar aanleiding van de levering van het perceel op 30 december 1999 heeft plaatsgevonden. Eventuele andere misslagen die zich lenen voor herstel vallen volgens de rechtbank buiten de omvang van de procedure in beroep.
Hoger beroep
3. Dokmaatschappij Sluiskil betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen betekenis heeft toegekend aan de weergave van de al bestaande noordgrens van het perceel op de tekening bij het relaas van bevindingen uit 2000. Hierop staat de strook grond niet als behorend bij het perceel zodat dat een aanwijzing is dat de registratie van de kadastrale grenzen in de BRK onjuist is. Zij betwist ook het oordeel van de rechtbank dat de bewaarder met de door de rechtbank genoemde hulpkaart aannemelijk heeft gemaakt dat de noordelijke perceelgrens ongewijzigd is gebleven. Uit deze hulpkaart kan volgens haar niet worden afgeleid dat de strook grond toen al bij het perceel hoorde. Het Kadaster had daar meer onderzoek naar moeten doen.
Beoordeling
4. Artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet luidt : "Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, [..] kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. [..]".
4.1. Zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1174 heeft overwogen kan uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7t van de Kadasterwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 544, nr. 3, blz. 18 en 20) worden afgeleid dat met dit artikel is beoogd een regeling te bieden voor het op verzoek van een belanghebbende herstellen van een misslag. Een verzoek tot herstel kan gericht zijn tegen het feit dat de bijwerking zelf onjuist of onvolledig is geschied omdat de bijwerking niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het resultaat, zoals vermeld in de kennisgeving. Het verzoek kan niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking, dat aan de belanghebbende is medegedeeld. 4.2. Het geschil in hoger beroep heeft betrekking op de vraag of de bijwerking van de BRK van perceel M1026 heeft plaatsgevonden overeenkomstig het relaas van bevindingen uit 2000. Niet is in geschil dat het relaas van bevindingen betrekking heeft op de aanwijs van de nieuwe zuidgrens van perceel M1026 en dat die grens correct is verwerkt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vraag of de noordgrens van perceel M1026 op juiste wijze in de BRK is opgenomen buiten de omvang van het geding valt, omdat er na de levering van het perceel in 1999 geen aanwijs van de noordgrens heeft plaatsgevonden waarvan de uitkomst in het relaas van bevindingen is vermeld en waarmee de BRK moet worden bijgewerkt. Dat er in de tekening bij het relaas van bevindingen een streep is te zien die volgens Dokmaatschappij Sluiskil de reeds bestaande noordgrens van haar perceel weergeeft helpt haar in dit geding niet. Zoals de bewaarder heeft toegelicht kan uit de tekening bij een relaas van bevindingen geen conclusie worden getrokken over andere gegevens op die tekening dan die waarop het relaas van bevindingen ziet. De weergave op de daarbij behorende tekening van de zuidgrens met een rode belijning en van de noordgrens met een grijze/zwarte belijning duidt dit verschil ook aan. Verder heeft de bewaarder toegelicht dat de tekening bij een relaas van bevindingen een schetsmatige weergave is en dat de meetgegevens zoals bij de aanwijs opgemeten doorslaggevend zijn voor het bepalen van de kadastrale grens overeenkomstig de aanwijs. Omdat het verzoek tot herstel van Dokmaatschappij Sluiskil betrekking had op een misslag bij de overname van het relaas van bevindingen van 2000 kan wat is betoogd over de noordgrens en de strook grond daarom niet aan de orde komen. Dat de bewaarder in de besluiten een nadere toelichting heeft gegeven en daarbij met behulp van de relazen van bevindingen uit 1913 en 1977 het ontstaan van de ligging van de noordgrens heeft geprobeerd te verduidelijken maakt niet dat daarbij een mogelijke andere misslag alsnog in deze procedure aan de orde is. Hetzelfde geldt voor de hulpkaart die de bewaarder in beroep heeft overgelegd. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
4.3. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5.1. De bewaarder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Langeveld-Mak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022
317-983