ECLI:NL:RVS:2022:1867
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met inreisverbod
Op 1 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft een vreemdeling wiens verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op 24 april 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is ingetrokken, en tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 6 februari 2020 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 25 september 2020 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn in de weging meegenomen, maar de voorzieningenrechter heeft besloten om geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen, en de staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 1 juli 2022, en is vastgesteld door mr. J.Th. Drop, met mr. A.M. van Meurs-Heuvel als griffier.