ECLI:NL:RVS:2022:1940

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
202005916/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 29 oktober 2020. De rechtbank had de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. De vreemdeling, afkomstig uit Afghanistan, had zijn aanvraag ingediend, maar deze was op 10 juni 2020 afgewezen door de staatssecretaris. De vreemdeling was vertegenwoordigd door mr. J. Hofstede, advocaat te Almelo, en had een schriftelijke uiteenzetting gegeven, evenals de staatssecretaris. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de gevolgen van de veranderde situatie in Afghanistan, waar de taliban aan de macht zijn gekomen. De Afdeling verklaart het hoger beroep van de staatssecretaris ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waardoor de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen dat rekening houdt met de actuele situatie in Afghanistan. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202005916/1/V2.
Datum uitspraak: 8 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 29 oktober 2020 in zaak nr. NL20.12570 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 29 oktober 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Hofstede, advocaat te Almelo, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft een schriftelijke vraag aan de staatssecretaris gesteld. De staatssecretaris heeft daarop niet gereageerd.
Overwegingen
1.       De vreemdeling komt uit Afghanistan. Uit algemene nieuwsberichten volgt dat in de zomer van 2021 in Afghanistan een ingrijpende wijziging van het regime heeft plaatsgevonden. De taliban zijn aan de macht gekomen in Afghanistan. Vooralsnog is onduidelijk welke gevolgen dat voor de vreemdeling kan hebben als hij naar dat land terugkeert. De staatssecretaris zal daarnaar nader onderzoek moeten doen. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de rechtbank bevestigen, zodat de staatssecretaris een nieuw besluit kan nemen, waarbij hij de veranderde situatie in Afghanistan kan betrekken. Omdat de Afdeling het hoger beroep van de staatssecretaris ongegrond verklaart, is het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de vreemdeling daarmee vervallen.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Wezep
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2022
844