ECLI:NL:RVS:2022:1944
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit dateert van 31 maart 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 20 mei 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, afkomstig uit Afghanistan, heeft hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 11 juli 2022 geoordeeld dat de situatie in Afghanistan, waar de taliban aan de macht zijn gekomen, van invloed kan zijn op de terugkeer van de vreemdeling. De Raad heeft vastgesteld dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de gevolgen van deze regimewijziging voor de vreemdeling. Gelet op deze omstandigheden heeft de Raad het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 31 maart 2021 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij rekening houdt met de veranderde situatie in Afghanistan.
Daarnaast heeft de Raad de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Renting, griffier.