ECLI:NL:RVS:2022:1944

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
202103398/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit dateert van 31 maart 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 20 mei 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, afkomstig uit Afghanistan, heeft hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 11 juli 2022 geoordeeld dat de situatie in Afghanistan, waar de taliban aan de macht zijn gekomen, van invloed kan zijn op de terugkeer van de vreemdeling. De Raad heeft vastgesteld dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar de gevolgen van deze regimewijziging voor de vreemdeling. Gelet op deze omstandigheden heeft de Raad het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 31 maart 2021 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij rekening houdt met de veranderde situatie in Afghanistan.

Daarnaast heeft de Raad de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Renting, griffier.

Uitspraak

202103398/1/V2.
Datum uitspraak: 11 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 20 mei 2021 in zaak nr. NL21.5224 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling komt uit Afghanistan. Uit algemene nieuwsberichten volgt dat daar in de zomer van 2021 een ingrijpende wijziging van het regime heeft plaatsgevonden. De taliban zijn aan de macht gekomen in Afghanistan. Vooralsnog is onduidelijk welke gevolgen dat voor de vreemdeling kan hebben als hij naar dat land terugkeert. De staatssecretaris zal daarnaar nader onderzoek moeten doen. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de rechtbank vernietigen, het beroep gegrond verklaren en het besluit van 31 maart 2021 vernietigen, zodat de staatssecretaris een nieuw besluit kan nemen, waarbij hij de veranderde situatie in Afghanistan moet betrekken.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 20 mei 2021 in zaak nr. NL21.5224;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 31 maart 2021, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Renting, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Renting
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022
894