ECLI:NL:RVS:2022:201

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
202108107/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een onherroepelijke uitspraak in vreemdelingenrecht

Op 24 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 29 april 2020. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling, die op 27 december 2021 de Afdeling verzocht om herziening van de eerder genomen beslissing in zaak nr. 202002197/1/V3. De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat herziening van een onherroepelijke uitspraak mogelijk is op basis van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals vastgelegd in artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Echter, de vreemdeling heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een herziening zouden rechtvaardigen. Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202108107/1/V3.
Datum uitspraak: 24 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2020 in zaak nr. 202002197/1/V3.
Procesverloop
Bij brief van 27 december 2021 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 29 april 2020 in zaak nr. 202002197/1/V3.
Overwegingen
1.       De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb). De vreemdeling heeft zulke feiten of omstandigheden niet aangevoerd.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Annen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022
765