ECLI:NL:RVS:2022:202
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 24 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 8 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 21 december 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden overgedragen voordat op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn in de afweging meegenomen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022.