ECLI:NL:RVS:2022:206
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 24 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 18 december 2021, hield in dat de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd. De rechtbank Den Haag had op 6 januari 2022 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, waaronder een uitspraak van 3 juni 2016.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 januari 2022.