ECLI:NL:RVS:2022:2070

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
202005652/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging wijzigingsplan door college van burgemeester en wethouders van Wijchen na gegrond beroep

Op 20 juli 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Wijchen, en het college van burgemeester en wethouders van Wijchen. Het geschil betreft een besluit van 8 september 2020, waarbij het college een wijzigingsplan voor een locatie in Wijchen heeft vastgesteld. De appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat hij van mening is dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de planologische aanwijzing van de woning van een derde partij als plattelandswoning, met betrekking tot het woon- en leefmilieu.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2021 is de zaak behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en het college door mr. R. Schmidt. De Afdeling heeft in een tussenuitspraak van 17 november 2021 het college opgedragen om binnen zesentwintig weken het geconstateerde gebrek te herstellen. Het college heeft echter aangegeven dat het niet mogelijk was om binnen deze termijn te voldoen aan de opdracht, omdat er gewerkt werd aan een nieuw bestemmingsplan voor de locatie.

De Afdeling heeft de termijn voor herstel geweigerd te verlengen en constateerde dat het college niet had voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak. Hierdoor is het besluit van 8 september 2020 niet hersteld en is het beroep van de appellant gegrond verklaard. De Afdeling heeft het besluit van het college vernietigd en gelast dat het college het griffierecht aan de appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

Uitspraak

202005652/3/R4.
Datum uitspraak: 20 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Wijchen,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijchen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2020 heeft het college het wijzigingsplan "[locatie], Wijchen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Schmidt, zijn verschenen. Voorts is [partij], bijgestaan door ing. M.M.W. Pijpers en [gemachtigde B], ter zitting gehoord.
Bij tussenuitspraak van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2579, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zesentwintig weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.       De Afdeling heeft in haar uitspraak van 17 november 2021 overwogen dat college onvoldoende heeft onderzocht of bij de planologische aanwijzing van de woning van [partij] als plattelandswoning, aldaar sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu. Bij de vaststelling van het plan heeft het college rekening gehouden met de door [appellant] in 2012 gedane melding, terwijl door [appellant] op 8 november 2018 een nieuwe melding is gedaan waarbij andere activiteiten zijn genoemd, zoals het opslaan van drijfmest en digestaat en het houden van landbouwhuisdieren bij een type B bedrijf (45 stuks jongvee en 8 volwassen paarden). Verder is van belang geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse ook nog andere vormen van gebruik mogelijk maakt. Het college had daarom volgens de tussenuitspraak aan de hand van een representatieve invulling van wat ter plaatse planologisch maximaal is toegestaan, moeten onderzoeken of bij de woning van [partij] sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, in het bijzonder ook, maar niet uitsluitend vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit. De Afdeling heeft het college in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.
2.       Het college heeft bij brief van 5 april 2022 te kennen gegeven dat op verzoek van een appellant aan een bestemmingsplan wordt gewerkt voor de betreffende locatie waarin de beoogde plattelandswoning de bestemming wonen krijgt en de agrarische bedrijfsvoering wordt beëindigd in ruil voor woningbouw en dat dit plan in september vastgesteld zal worden waardoor de termijn van 26 weken niet haalbaar is. De Afdeling heeft geweigerd de in de tussenuitspraak gegeven termijn te verlengen. Nadien heeft geen herstel van het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek plaatsgevonden.
3.       De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn is ongebruikt verstreken en om die reden is niet voldaan aan de door de Afdeling gegeven opdracht. Daarmee is het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek aan het besluit van 8 september 2020 niet hersteld.
4.       Het beroep is gegrond. Het besluit van 8 september 2020 komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijchen van 8 september 2020 tot vaststelling van het wijzigingsplan "[locatie], Wijchen";
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Wijchen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vermeulen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022
700