ECLI:NL:RVS:2022:2075

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
202107229/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Utrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 16 september 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [appellant] had een urgentieverklaring aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op medische gronden, maar deze aanvraag werd op 19 augustus 2020 afgewezen. Het college stelde dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019, omdat hij niet eerst zelf naar een oplossing had gezocht. Tevens werd er een medisch advies van Oreon ingediend, waaruit bleek dat er geen onhoudbare medische problematiek was die een verhuizing noodzakelijk maakte.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college de aanvraag mocht afwijzen. Hij stelde dat hij wel degelijk had aangetoond dat hij eerst zelf naar een oplossing had gezocht en dat zijn medische problematiek voldoende was onderbouwd met objectieve medische stukken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 juni 2022 behandeld, waarbij zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren door hun advocaten.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat zowel het college als de rechtbank een uitvoerige inhoudelijke beoordeling hebben gemaakt op basis van de Huisvestingsverordening en de medische problematiek. [appellant] heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beoordeling zouden kunnen weerleggen. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

202107229/1/A3.
Datum uitspraak: 20 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 16 september 2021 in zaak nr. 21/1238 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2020 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 3 februari 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 september 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juni 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.E.M.C Koudijs, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. W. van Beveren, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] woont sinds 18 maart 2014 in een eengezinswoning in Utrecht. Vanaf 2 januari 2019 wonen zijn echtgenote en kinderen bij hem in. Op 26 mei 2020 heeft [appellant] een urgentieverklaring om medische redenen aangevraagd. In zijn aanvraag heeft hij vermeld dat hij lichamelijk beperkt is. [appellant] geeft aan dat hij mindervalide is en het traplopen zijn rugklachten erger maakt. Ook geeft [appellant] aan dat hij geestelijke klachten ondervindt. Bij besluit van 19 augustus 2020 heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat [appellant] niet aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 voldoet. [appellant] heeft niet eerst zelf naar een oplossing gezocht. Aan dit besluit heeft het college ook het medische advies van Oreon ten grondslag gelegd. Volgens dat advies is er geen onhoudbare medische problematiek gerelateerd aan de huidige woning, die verhuizing naar een andere woning op korte termijn noodzakelijk maakt.
Hoger beroep
2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de aanvraag heeft mogen afwijzen. Hij is van mening dat hij wel heeft voldaan aan de algemene voorwaarde inhoudende dat hij heeft aangetoond eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht. Verder heeft hij zijn medische problematiek voldoende onderbouwd met medisch objectiveerbare stukken, aldus [appellant].
De beoordeling
3.       Zowel het college in de besluitvorming als de rechtbank in haar uitspraak heeft een uitvoerige inhoudelijke beoordeling gemaakt aan de hand van het toetsingskader van de Huisvestigingsverordening Regio Utrecht 2019 en de medische problematiek. Daarbij is op de door [appellant] overgelegde documenten ingegaan. [appellant] heeft in hoger beroep geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de beroepsgronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn, maar heeft slechts zijn stellingen herhaald. Gelet hierop kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
4.       Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond.
6.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Neuwahl
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2022
280-1011