ECLI:NL:RVS:2022:2116

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
202202881/1/V1 en 202202881/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 25 juli 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. de Vries, in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 6 mei 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 februari 2022 haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat de vragen die in het hogerberoepschrift zijn gesteld, niet in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord hoeven te worden. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Afdeling, waaronder een uitspraak van 24 juni 2022, waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld.

De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 25 juli 2022, door mr. A.W.M. Bijloos, met mr. M.J.C. Beerse als griffier.

Uitspraak

202202881/1/V1 en 202202881/2/V1.
Datum uitspraak: 25 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 6 mei 2022 in zaak nr. NL22.2664 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend. De vreemdeling heeft daar desgevraagd op gereageerd.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788, onder 4.2 tot en met 4.5, over de situatie in Italië voor statushouders). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2022
382-886