ECLI:NL:RVS:2022:2116
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 25 juli 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. de Vries, in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 6 mei 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 februari 2022 haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat de vragen die in het hogerberoepschrift zijn gesteld, niet in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord hoeven te worden. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Afdeling, waaronder een uitspraak van 24 juni 2022, waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 25 juli 2022, door mr. A.W.M. Bijloos, met mr. M.J.C. Beerse als griffier.