ECLI:NL:RVS:2022:2212

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
202204238/1/V2 en 202204238/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 mei 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 8 juli 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, maar dit hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van hoger beroep eindigde op 15 juli 2022, maar het hogerberoepschrift kwam pas na deze datum binnen bij de Raad van State. De voorzieningenrechter oordeelde dat de redenen die de vreemdeling aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar waren, onder andere omdat de gemachtigde wegens ziekte niet tijdig had gehandeld en het vinden van een waarnemer tijdens de vakantieperiode niet als excuus kon dienen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202204238/1/V2 en 202204238/2/V2.
Datum uitspraak: 3 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 8 juli 2022 in zaak nr. NL22.9167 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 8 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, advocaat te Lemmer, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 15 juli 2022. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. Dat de gemachtigde van de vreemdeling wegens ziekte niet op tijd hoger beroep heeft ingesteld, maakt niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat het door de vakantieperiode lastig was om een waarnemer te vinden, maakt dit niet anders. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, ligt het namelijk op de weg van de gemachtigde om maatregelen te treffen om een goede voortgang van de lopende zaken te waarborgen tijdens een ziekte- of vakantieperiode (zie de uitspraak van 25 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3625 en van 28 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:6169).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022
897