ECLI:NL:RVS:2022:2226

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
202102850/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag toevoeging voor asielprocedure

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 23 maart 2021 het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging door de raad voor rechtsbijstand ongegrond verklaarde. De aanvraag voor de toevoeging was ingediend op 16 december 2019, in verband met een herhaalde asielaanvraag. De raad had op 7 februari 2020 de aanvraag afgewezen, omdat er al een toevoeging was verstrekt aan de echtgenoot van [appellant]. De rechtbank oordeelde dat er in principe met één toevoeging kan worden volstaan wanneer er sprake is van hetzelfde rechtsbelang binnen een verknocht rechtsverband. De rechtbank concludeerde dat [appellant] en haar echtgenoot hetzelfde rechtsbelang hadden en dat er geen afzonderlijk motief was voor hun asielaanvragen. In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat bij de eerste asielaanvraag ook aan beide echtgenoten aparte toevoegingen zijn verleend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de raad niet gehouden was om ook aan [appellant] een toevoeging te verlenen bij de herhaalde asielaanvraag. De raad heeft toegelicht dat het verlenen van een toevoeging aan zowel de man als de vrouw bij de eerste asielaanvraag een eenmalige fout was. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

202102850/1/A2.
Datum uitspraak: 3 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 maart 2021 in zaak nr. 20/2733 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2020 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 6 augustus 2020 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 maart 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 16 december 2019 heeft de advocaat van [appellant] namens [appellant] een aanvraag ingediend voor een toevoeging voor het indienen van beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 6 november 2019 op de herhaalde asielaanvraag van [appellant]. Op 16 december 2019 heeft de advocaat van [appellant] ook zo’n aanvraag toevoeging gedaan voor de echtgenoot van [appellant].
2.       Bij besluit van 7 februari 2020 heeft de raad deze aanvraag afgewezen. Reden daarvoor is het feit dat er al een toevoeging was verstrekt aan de echtgenoot van [appellant]. De zaken van [appellant] en de echtgenoot van [appellant] zijn identiek en zij hebben hetzelfde rechtsbelang. In het besluit is daarom overwogen dat er geen afzonderlijke toevoeging voor het beroep van [appellant] hoeft te worden verstrekt. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Daarin betoogt [appellant] dat zowel zij als haar echtgenoot tijdens de eerste asielprocedure ook beiden een eigen toevoeging hebben ontvangen.
3.       De Commissie van bezwaar heeft advies uitgebracht aan de raad. Daarin komt de Commissie tot de conclusie dat hetgeen in bezwaar is aangevoerd niet maakt dat het besluit van 7 februari 2020 moet worden herzien. Met één toevoeging voor beide echtgenoten kan worden volstaan nu hun geschil en rechtsbelangen identiek zijn. Verder staat in de herhaalde asielaanvraag alleen ter beoordeling of er sprake is van nieuwe feiten of bevindingen. De eerste asielaanvraag en de herhaalde asielaanvraag zijn daarom niet aan te merken als gelijke gevallen op grond waarvan bij de herhaalde asielaanvraag aan beide echtgenoten afzonderlijke toevoegingen moeten worden verleend. Onder verwijzing naar het advies heeft de raad het bezwaar van [appellant] bij het besluit van 6 augustus 2020 ongegrond verklaard.
Geschil
4.       Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of [appellant] een beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel, op grond waarvan zij in aanvulling op de aan haar echtgenoot verstrekte toevoeging ook aanspraak kan maken op een toevoeging bij de herhaalde asielaanvraag.
Wettelijk kader
5.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aangevallen uitspraak
6.       De rechtbank heeft uiteengezet dat in principe met één toevoeging kan worden volstaan wanneer er sprake is van hetzelfde rechtsbelang binnen een verknocht rechtsverband. Dat volgt uit een combinatie van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 32 van de Wet op de rechtsbijstand en hoofdstuk 2 van de Werkinstructie "Bereik" van de raad. Dat is alleen anders indien personen binnen het verknochte verband een afzonderlijk motief hebben om asiel aan te vragen, ondanks het feit dat zij eenzelfde rechtsbelang hebben.
6.1.    De rechtbank heeft vervolgens getoetst of [appellant] en haar echtgenoot hetzelfde rechtsbelang hadden en zo ja, of zij een afzonderlijk motief hadden om dat rechtsbelang te bereiken. Daarbij is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat [appellant] en haar echtgenoot hetzelfde rechtsbelang hadden nu zij beiden een herhaalde aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning asiel hebben ingediend. Dat zorgt ervoor dat zij tevens tot een verknocht verband moeten worden gerekend. Ook is niet gebleken dat [appellant] en haar echtgenoot een ander motief hadden voor de asielaanvraag. De raad is daarom terecht tot het oordeel gekomen dat aan [appellant] geen afzonderlijke toevoeging hoeft te worden verleend. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard.
Hoger beroep
7.       In hoger beroep voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar beroep op het gelijkheidsbeginsel. Volgens [appellant] heeft de rechtbank niet onderkend dat bij de eerste asielaanvraag ook aan [appellant] en haar echtgenoot aparte toevoegingen zijn verleend voor het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Ten tijde van de eerste asielaanvraag hadden [appellant] en haar echtgenoot eenzelfde rechtsbelang bij de procedure en behoorden zij tot een verknocht verband. Ook hadden zij geen ander motief om asiel aan te vragen. Nu van dezelfde omstandigheden sprake is bij de herhaalde asielaanvraag, betoogt [appellant] dat er sprake is van gelijke gevallen die gelijk behandeld moeten worden. Omdat bij de eerste asielaanvraag aan zowel [appellant] als haar echtgenoot een toevoeging is verleend, hebben zij nu ook beiden recht op een toevoeging, aldus [appellant].
7.1.    De voor eerste asielprocedures geldende werkinstructie V042 en de op herhaalde asielaanvragen betrekking hebbende werkinstructie V047 verwijzen voor de beoordeling of werkzaamheden vallen onder het bereik van een eerdere toevoeging allebei naar de werkinstructie Bereik. Het beoordelingskader is dus in beide soorten zaken hetzelfde. Ondanks het feit dat in zoverre sprake is van gelijke gevallen slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet. Volgens het in de werkinstructie gegeven beoordelingskader wordt slechts één toevoeging verleend wanneer er sprake is van hetzelfde rechtsbelang en een verknocht rechtsverband. De raad heeft toegelicht dat gelet daarop het verlenen van een toevoeging aan zowel de man als de vrouw bij de eerste asielaanvraag een eenmalige fout was. Van een vaste bestuurspraktijk is verder niet gebleken. De raad heeft dit toegelicht in zijn schriftelijke uiteenzetting in reactie op het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel. Van een tardieve stelling, zoals [appellant] betoogt, is daarom geen sprake. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 11 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:740) strekt het gelijkheidsbeginsel niet zo ver dat de raad gemaakte fouten moet herhalen. De raad was daarom niet gehouden om ook aan [appellant] bij de herhaalde asielaanvraag een toevoeging te verlenen.
7.2.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Zanten
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022
97-1022
BIJLAGE
Wet op de rechtsbijstand
Artikel 28
1.       Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:
[…]
b. betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging;
[…]
Artikel 32
De toevoeging geldt uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
Werkinstructie Bereik, hoofdstuk 2
2.3. Asiel- en vreemdelingenzaken
2.3.1 Meegereisden/verknocht verband
Per verknocht verband wordt één toevoeging verstrekt. Tot een verknocht verband rekenen we bijvoorbeeld een gezin bestaande uit: moeder, vader en minderjarige kinderen. Minderjarig wil zeggen jonger dan 18 jaar. Ook een grootouder die samen reist met de minderjarige kleinkinderen zien we als verknocht verband.
Je verstrekt voor een verknocht verband één toevoeging op naam van de hoofdcliënt. Is bij de aanvraag van de meegereisde het afzonderlijk asielmotief niet gemotiveerd dan wijs je deze af op bereik met de toevoeging op naam van de hoofdcliënt. Is voor de hoofdcliënt nog geen toevoeging afgegeven dan maak je de aanvraag onvolledig en vraag je om nadere uitleg.
Je verstrekt in geen geval een toevoeging op naam van een meegereisde in plaats van op naam van de hoofdcliënt.
Verstrek je aan een meerderjarig meegereisde een toevoeging, dan geef je aan dat er sprake is van een groepstoevoeging en neem je bij inhoudelijke toelichting de zin op: 'samenhang met toevoeging [toevoegkenmerk ander dossier].'
De vaststeller beoordeelt achteraf of er daadwerkelijk sprake was van samenhang.