ECLI:NL:RVS:2022:2240

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
202105913/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet na aantreffen van drugs

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], de enige bewoner van een woning in Tilburg, tegen een besluit van de burgemeester om de woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting volgde na een politieonderzoek waarbij in de woning drugs, waaronder XTC-pillen en MDMA, werden aangetroffen. [appellant], die lijdt aan ADD en een IQ van 67 heeft, ontvangt begeleiding van Het Houvast, een organisatie voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. De burgemeester oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, gezien de hoeveelheid drugs en de eerdere betrokkenheid van [appellant] bij drugshandel.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalt [appellant] zijn argumenten dat de sluiting niet noodzakelijk is en dat er bijzondere omstandigheden zijn die tot afwijking van de beleidsregels nopen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt echter de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van de woning, en dat de nadelige gevolgen voor [appellant] niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit worden gediend. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

202105913/1/A3.
Datum uitspraak: 3 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tilburg,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-­West­-Brabant van 7 september 2021 in zaak nr. 21/2744 en 21/2745 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2020 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Tilburg te sluiten voor drie maanden.
Bij besluit van 16 juni 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 september 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en de burgemeester hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 31 mei 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg, en M. van Bekhoven, werkzaam bij Het Houvast, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.M.J. van den Biggelaar, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is de enige bewoner van de woning aan de [locatie] te Tilburg. Hij heeft ADD en een IQ van 67. In verband hiermee heeft hij een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg. [appellant] krijgt begeleiding van Het Houvast, een organisatie voor ondersteuning aan mensen met een lichte verstandelijke beperking. Het Houvast is de huurder van de woning en stelt deze beschikbaar aan [appellant] om daar zelfstandig te kunnen wonen.
Op 22 augustus 2020 heeft de politie de woning doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. De aanleiding voor deze doorzoeking was een schietincident in de omgeving van de woning. Tijdens de doorzoeking zijn 53 XTC-pillen, 8,38 gram MDMA, sealbags en een weegschaal aangetroffen. Deze spullen bevonden zich in een papieren zak die op een tafel lag.
2.       Naar aanleiding van deze doorzoeking heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet gelast de woning voor drie maanden te sluiten. Volgens de burgemeester is sluiting van de woning noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en herstel van de openbare orde. Gelet op de handelshoeveelheid drugs gaat de burgemeester er van uit dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel en vanwege de aangetroffen sealbags en weegschaal neemt hij aan dat sprake is van feitelijke handel in drugs in of vanuit de woning. De burgemeester heeft verder meegewogen dat er in het verleden al een keer drugs zijn aangetroffen in een andere woning waar [appellant] toen woonde. Volgens de burgemeester is de sluiting evenredig. Niet is gebleken dat de begeleiding die [appellant] van Het Houvast krijgt alleen in de woning kan plaatsvinden. Tijdens de sluiting zou [appellant] opgevangen kunnen worden door Traverse, een organisatie die opvang en begeleiding biedt aan mensen die dakloos of thuisloos zijn of dreigen te worden. Verder blijkt nergens uit dat de eigenaar van de woning de huurovereenkomst zal ontbinden. [appellant] zal dus na de sluiting in de woning kunnen blijven wonen.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om op grond van artikel 13b van de Opiumwet handhavend op te treden. Gezien de hoeveelheid harddrugs die is gevonden, kan aangenomen worden dat deze bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. [appellant] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de burgemeester in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld door de woning zonder waarschuwing voor een periode van drie maanden te sluiten.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de burgemeester de noodzaak om de woning te sluiten in het besluit van 16 juni 2021 voldoende heeft gemotiveerd. De burgemeester heeft daarbij de aangetroffen hoeveelheid harddrugs en de omstandigheid dat sprake is van recidive mogen betrekken. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester in het tijdsverloop geen reden hoeven zien om af te zien van de woningsluiting.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat [appellant] als bewoner van de woning had kunnen of moeten weten dat de harddrugs in zijn woning aanwezig waren, dan wel dat hij daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden. Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid of het ontbreken van verwijtbaarheid. Hierbij heeft de rechtbank meegewogen dat de harddrugs in een papieren zak zichtbaar op tafel lagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester zich ervan heeft vergewist dat [appellant] een kwetsbaar persoon is en dat de sluiting een grote impact zal hebben op zijn leven.
De burgemeester heeft volgens de rechtbank terecht opgemerkt dat [appellant] niet heeft onderbouwd of aannemelijk heeft gemaakt dat de huurovereenkomst van de woning door de eigenaar zal worden opgezegd. De huurovereenkomst is gesloten met Het Houvast, en niet met [appellant]. Ter zitting bij de rechtbank heeft de begeleider van [appellant] bevestigd dat de zorg die door Het Houvast wordt geboden, niet verbonden is met de woning. De zorg kan ook in een andere woning plaatsvinden.
Volgens de rechtbank heeft de burgemeester in redelijkheid kunnen overwegen dat, ondanks de bijzondere kwetsbaarheid van [appellant], niet blijkt dat hij voor zijn gezondheid specifiek is gebonden aan de betreffende woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester, alle belangen en omstandigheden afwegend, in redelijkheid heeft kunnen overwegen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) die nopen tot afwijking van de beleidsregels.
Hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de noodzaak voor de sluiting van de woning niet ontbreekt, dat de sluiting van de woning niet onevenredig is en dat geen sprak is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb die nopen tot afwijking van de beleidsregels. Volgens [appellant] is wel sprake van zulke bijzondere omstandigheden. Hij voert aan dat geen sprake is van een ‘loop’ naar de woning en dat er geen meldingen zijn van drugsgerelateerde overlast. Ook is inmiddels veel tijd verstreken sinds de vondst van de drugs. De gevonden drugs zijn niet van hem en hij wist ook niet dat de drugs in de woning aanwezig waren.
Vanwege zijn lichte verstandelijke beperking heeft hij begeleiding nodig van Het Houvast. Het is niet zeker dat hij deze begeleiding gedurende de sluiting van de woning zal kunnen krijgen. Daarnaast heeft hij individuele woonruimte nodig en de door de burgemeester geopperde opvang is niet geschikt. Als de woning wordt gesloten, zal de eigenaar van de woning de huurovereenkomst ontbinden en zal hij geen andere woonruimte kunnen krijgen omdat hij op de zwarte lijst staat.
Beoordeling van hoger beroep
4.1.    De gronden in hoger beroep van [appellant] zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is hier voldoende gemotiveerd op ingegaan en heeft deze verworpen. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van deze gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het onder 3. weergegeven oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd.
4.2.    De Afdeling voegt daaraan nog toe dat [appellant] de enige bewoner van de betreffende woning is. Hij gebruikte zelf andere drugs dan de drugs die zijn gevonden in zijn woning. De gevonden drugs zijn harddrugs en staan op lijst I van de Opiumwet. In de woning zijn ook sealbags en een weegschaal aangetroffen. De burgemeester heeft mutatierapporten overgelegd van onder meer overlast gerelateerd aan drugshandel. Zo is meerdere keren gemeld dat [appellant] bezoek krijgt van korte duur en hij verschillende auto’s instapt en uitstapt. Uit het proces-verbaal van de politie van 22 augustus 2020 blijkt dat ten tijde van een politieonderzoek drie telefoons werden gevonden en in beslag werden genomen. Uit het mutatierapport van 14 oktober 2020 volgt dat [appellant] ten tijde van het politieonderzoek twee telefoons had, waarvan een prepaid telefoon. Deze ging ten tijde van het politieonderzoek meerdere keren af. De woning bevindt zich in een kwetsbare wijk die kampt met problemen op het gebied van onder meer armoede, werkloosheid en scholing. Verder is hier sprake van recidive. De politie heeft in een eerdere woning van [appellant] op 13 februari 2019 2,6 gram MDMA, een gripzak met 15,8 gram hennep, 48,2 gram hennep in 14 kleine gripzakjes, 5 hennepplanten voor medicinaal gebruik, 289 kamagrapillen, 2 ploertendoders, een digitaal keukenweegschaaltje met hennepresten, een geldkistje met daarin ongeveer 100 lege transparante capsules, een legitimatiebewijs en bankpas van een ander dan [appellant], een doos van een airsoftwapen en een Ice-O-Lator centrifuge aangetroffen. De Afdeling is daarom met de rechtbank van oordeel dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Het Houvast heeft ter zitting te kennen gegeven dat niet met zekerheid te zeggen is of de huurovereenkomst met haar wordt opgezegd als de woning wordt gesloten. Niet zeker is dus dat [appellant] zijn woning kwijt zal raken. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat de procedure bij Traverse in gang wordt gezet als het sluitingsbesluit onherroepelijk is geworden. Traverse zou [appellant] tijdelijk kunnen opvangen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen alternatieve woonruimte kan krijgen als de woning wordt gesloten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden noodzakelijk en evenwichtig was. De Afdeling is van oordeel dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klein
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022
176-990