ECLI:NL:RVS:2022:2280
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep inzake uitstel van vertrek voor vreemdeling
Op 5 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die verzocht om uitstel van vertrek. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 2 februari 2021 was afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond op 10 maart 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 17 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter merkte op dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de vreemdeling onvoldoende bewijs had geleverd tegen de conclusie van het Bureau Medische Advisering, dat er geen medische noodsituatie zou ontstaan bij het uitblijven van behandeling.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022.