ECLI:NL:RVS:2022:2280

Raad van State

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
202204218/1/V2 en 202204218/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep inzake uitstel van vertrek voor vreemdeling

Op 5 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die verzocht om uitstel van vertrek. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 2 februari 2021 was afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond op 10 maart 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 17 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter merkte op dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de vreemdeling onvoldoende bewijs had geleverd tegen de conclusie van het Bureau Medische Advisering, dat er geen medische noodsituatie zou ontstaan bij het uitblijven van behandeling.

De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022.

Uitspraak

202204218/1/V2 en 202204218/2/V2.
Datum uitspraak: 5 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 juni 2022 in zaak nr. NL21.3581 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 10 maart 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. van Bremen, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de vreemdeling onvoldoende heeft ingebracht tegen de conclusie van het Bureau Medische Advisering dat bij het uitblijven van de behandeling geen medische noodsituatie wordt verwacht. De enkele stelling van de vreemdeling dat het onbehandeld laten van PTSS tot ernstige geestelijke schade kan leiden, is daarvoor onvoldoende. Daarom hoefde de staatssecretaris geen navraag te doen naar behandelmogelijkheden in Somalië. De prejudiciële verwijzing van de rechtbank Den Bosch van 4 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:800, waar de vreemdeling naar verwijst, is door het verschillende feitencomplex niet van toepassing op dit hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.?
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2022
802-987