ECLI:NL:RVS:2022:2284
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 5 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 29 maart 2022 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.A. Jeuring, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 28 juni 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de vreemdeling niet ten onrechte had verweten dat hij niet aannemelijk had gemaakt wanneer hij illegaal het land had verlaten en dat hij tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de duur van zijn verblijf bij zijn vader in Eritrea. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022.