ECLI:NL:RVS:2022:2294
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 4 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. Op 24 juni 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het verschil in beleid over rechtsbijstand tijdens het gehoor voor inbewaringstelling en tijdens het gehoor voor vrijheidsontneming geen ongerechtvaardigd onderscheid oplevert in de zin van artikel 14 van het EVRM. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen en dat de mogelijkheden voor rechtsbijstand voldoende gewaarborgd zijn.
De Raad van State heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.