ECLI:NL:RVS:2022:2335
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- E.A. Minderhoud
- J.A.A. van Roessel
- C.P. Stouthamer
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar door college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij het bezwaar van de appellant tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk is verklaard. De appellant had op 14 november 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 september 2021. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het volgens hen te laat was ingediend. De appellant betwistte dit en stelde dat hij het besluit van 16 september 2021 niet had ontvangen, waardoor zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan. De voorzitter, Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, en de griffier, mr. J.A.A. van Roessel, waren aanwezig tijdens de openbare zitting. De Raad van State oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op het juiste adres was ontvangen. Het college had het besluit niet aangetekend verzonden en er was geen deugdelijke verzendadministratie overgelegd die de verzending kon onderbouwen. Hierdoor werd geoordeeld dat de appellant niet in verzuim was door pas op 14 november 2021 bezwaar te maken.
De Raad van State verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van het college van 7 december 2021 en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de appellant. Tevens werd het college gelast om het door de appellant betaalde griffierecht van € 49,00 te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke verzendadministratie bij het vaststellen van de ontvangst van besluiten.