ECLI:NL:RVS:2022:2340

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
202204064/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 11 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek was gericht tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 6 mei 2020 was genomen. In dit besluit werd de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd opnieuw afgewezen. Tevens werd het terugkeerbesluit, dat de vreemdeling opdraagt de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, gehandhaafd. De vreemdeling had eerder beroep aangetekend tegen dit terugkeerbesluit, maar de rechtbank Den Haag had zich onbevoegd verklaard om hierover te oordelen en het beroep ongegrond verklaard.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er een beslissing op zijn hoger beroep was genomen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202204064/2/V3.
Datum uitspraak: 11 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 30 juni 2022 in zaak nr. NL20.10627 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen, en het besluit van 18 februari 2013 gehandhaafd voor zover de vreemdeling is opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten (hierna: het terugkeerbesluit) en tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 30 juni 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het door de vreemdeling tegen het terugkeerbesluit ingestelde beroep kennis te nemen en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2022
873