ECLI:NL:RVS:2022:2345
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 15 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 28 juni 2022 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 28 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.G. Grigorjan, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bevestigde dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen en nam de motivering van de rechtbank over. De staatssecretaris had deugdelijk gemotiveerd dat de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling geen aanleiding gaven om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 15 augustus 2022.