ECLI:NL:RVS:2022:2376
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod
Op 17 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was op 25 april 2019 ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Tevens was de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en was er een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 30 juli 2020. Een aanvullend besluit volgde op 26 juli 2021.
De rechtbank Den Haag had op 8 juli 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen van de intrekking van de verblijfsvergunning en het inreisverbod bleven in stand. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 1.397,00. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening getroffen dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.