ECLI:NL:RVS:2022:2579
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan machtiging en niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 april 2022. De zaak betreft een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 februari 2020 was afgewezen. De appellant, handelend namens referent, heeft hoger beroep ingesteld, maar heeft geen geldige machtiging overgelegd die door referent is ondertekend. Ondanks herhaalde verzoeken om een geldige machtiging te overleggen, heeft appellant dit nagelaten.
Daarnaast heeft de griffier appellant erop gewezen dat hij griffierecht diende te betalen voor het hoger beroep. Appellant heeft echter het griffierecht niet tijdig voldaan, ondanks een duidelijke waarschuwing van de griffier dat het niet betalen van het griffierecht zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
De Raad van State heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat appellant niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van hoger beroep, zowel wat betreft de machtiging als de betaling van het griffierecht. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 september 2022.