ECLI:NL:RVS:2022:2598

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
202204670/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep vreemdeling

Op 9 mei 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 1 augustus 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K.P.E. van Tulden, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In het hoger beroep heeft de vreemdeling voor het eerst een ontvangstbewijs van 11 juli 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat hij een origineel Russisch paspoort heeft ingediend bij de Dienst Terugkeer & Vertrek. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat de vreemdeling geen reden heeft gegeven waarom dit document niet eerder in de procedure is overgelegd, en heeft het ontvangstbewijs daarom niet in de beoordeling betrokken.

De Raad van State heeft verder overwogen dat de argumenten die in hoger beroep zijn aangevoerd, niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn Moldavische nationaliteit heeft moeten opgeven, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet heeft onderbouwd dat hij persoonlijk een reëel risico loopt op ernstige schade in Moldavië.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202204670/1/V2.
Datum uitspraak: 7 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 1 augustus 2022 in zaak nr. NL22.8680 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K.P.E. van Tulden, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft voor het eerst in hoger beroep met een ontvangstbewijs van 11 juli 2022 gesteld dat hij een origineel Russisch paspoort heeft overgelegd bij de Dienst Terugkeer & Vertrek. De vreemdeling heeft geen reden gegeven waarom hij dit stuk niet al in beroep heeft kunnen overleggen. Het ontvangstbewijs wordt daarom niet bij de beoordeling van het hoger beroep betrokken. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2495.
2.       Wat verder in hoger beroep is aangevoerd leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.1.    De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn Moldavische nationaliteit heeft moeten opgeven en daarom kan van Moldavië als land van herkomst worden uitgegaan. Daarover heeft de rechtbank terecht overwogen dat de vreemdeling niet heeft onderbouwd dat de omstandigheden zo ernstig zijn dat iedereen die naar Moldavië wordt teruggestuurd een risico loopt. Ook heeft zij terecht overwogen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk een reëel risico loopt op ernstige schade in Moldavië.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
802-987