ECLI:NL:RVS:2022:2643

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
202103249/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 8 september 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke op 27 maart 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Hiertegen maakten de vreemdelingen bezwaar, maar dit werd op 18 februari 2020 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag verklaarde op 22 april 2021 het beroep van de vreemdelingen ongegrond. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. Wiersma, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld.

In de uitspraak van 8 september 2022 heeft de Raad van State het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag onterecht had afgewezen en gelastte dat de staatssecretaris het door de vreemdelingen betaalde griffierecht van € 448,00 vergoedt. Deze uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de Raad van State zonder verdere zitting tot een beslissing is gekomen. De uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen die een aanvraag indienen voor een machtiging tot voorlopig verblijf.

Uitspraak

202103249/1/V2.
Datum uitspraak: 8 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 april 2021 in zaak nr. 20/1978 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 18 februari 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
III.      verklaart het beroep gegrond;
VII.     gelast dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de vreemdelingen het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
307-986