ECLI:NL:RVS:2022:2660
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering verblijfsvergunning regulier voor vreemdelingen
Op 6 september 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geweigerd om de vreemdelingen ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Dit besluit werd op 26 november 2020 door de staatssecretaris bevestigd, nadat de vreemdelingen bezwaar hadden gemaakt. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 27 mei 2021 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Hierop heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het hoger beroep € 759,00 bedroegen, en werd een griffierecht van € 541,00 opgelegd aan de staatssecretaris. De uitspraak werd vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.