ECLI:NL:RVS:2022:2673

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
202205047/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 14 september 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 19 juli 2022 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 16 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Stap, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Daarnaast blijkt dat het verzoek om een voorlopige voorziening, gedateerd op 27 juli 2022, niet kan worden beschouwd als een verzoek hangende het hoger beroep, aangezien het gericht was aan de rechtbank en dus betrekking had op het eerdere beroep.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van hoger beroep en de juiste procedurele stappen die genomen moeten worden in asielzaken.

Uitspraak

202205047/1/V2.
Datum uitspraak: 14 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 16 augustus 2022 in zaak nr. NL22.13885 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 16 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Stap, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Voor zover de vreemdeling de bedoeling heeft gehad om de voorzieningenrechter van de Afdeling te verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, is dit verzoek geen verzoek om een voorlopige voorziening hangende hoger beroep. Het is namelijk gedateerd op 27 juli 2022 en gericht aan de rechtbank. Het is dus eigenlijk een verzoek om een voorlopige voorziening hangende beroep.
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Wezep
griffier
844