ECLI:NL:RVS:2022:2673
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 14 september 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 19 juli 2022 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 16 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Stap, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Daarnaast blijkt dat het verzoek om een voorlopige voorziening, gedateerd op 27 juli 2022, niet kan worden beschouwd als een verzoek hangende het hoger beroep, aangezien het gericht was aan de rechtbank en dus betrekking had op het eerdere beroep.
Uiteindelijk verklaart de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van hoger beroep en de juiste procedurele stappen die genomen moeten worden in asielzaken.