ECLI:NL:RVS:2022:2761
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 14 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling werd opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en er werd een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 18 augustus 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. In zijn overwegingen concludeert de voorzieningenrechter dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn in de weging meegenomen, maar de voorzieningenrechter heeft besloten geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling wordt afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.