ECLI:NL:RVS:2022:2762
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 21 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 4 november 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 24 augustus 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarnaast heeft de vreemdeling niet aannemelijk gemaakt dat zijn geregistreerde geboortejaar in Italië onjuist is, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de vreemdeling in twijfel mocht trekken.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.