ECLI:NL:RVS:2022:2799
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- C.M. Wissels
- A. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing aanvraag verblijfsdocument
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag, ingediend op 4 februari 2021, was gericht op het verkrijgen van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 30 juni 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 11 november 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, heeft hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet in staat is geweest om haar identiteit aannemelijk te maken, wat een vereiste is voor de aanvraag. De vreemdeling heeft de mogelijkheid om met nieuwe bewijsstukken of een verklaring voor het ontbreken daarvan een nieuwe aanvraag in te dienen.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de Afdeling bestuursrechtspraak, in aanwezigheid van de griffier.