ECLI:NL:RVS:2022:2885

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
202205099/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier

Op 7 oktober 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 maart 2022 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 25 april 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, hoger beroep ingesteld.

De griffier heeft de vreemdeling in een brief gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. De vreemdeling werd verzocht het griffierecht uiterlijk op 9 september 2022 te voldoen. Aangezien de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier hem op 12 september 2022 opnieuw geïnformeerd dat het griffierecht binnen twee weken op de rekening van de Raad van State moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen, ondanks het niet betalen van het griffierecht.

De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

202205099/1/V3.
Datum uitspraak: 7 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 9 augustus 2022 in zaak nr. NL22.7576 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 25 april 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Overwegingen
1.       De griffier heeft de vreemdeling er bij brief op gewezen dat hij voor het hoger beroep griffierecht moet betalen. Hem is daarbij verzocht het griffierecht uiterlijk op 9 september 2022 te voldoen. Omdat de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier hem bij aangetekende brief van 12 september 2022 laten weten dat het griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van de brief op de rekening van de Raad van State moet zijn bijgeschreven of contant moet zijn betaald. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
347