ECLI:NL:RVS:2022:2885
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
Op 7 oktober 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 maart 2022 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 25 april 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, hoger beroep ingesteld.
De griffier heeft de vreemdeling in een brief gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen voor het hoger beroep. De vreemdeling werd verzocht het griffierecht uiterlijk op 9 september 2022 te voldoen. Aangezien de vreemdeling dit niet heeft gedaan, heeft de griffier hem op 12 september 2022 opnieuw geïnformeerd dat het griffierecht binnen twee weken op de rekening van de Raad van State moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen, ondanks het niet betalen van het griffierecht.
De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten in bestuursrechtelijke procedures.