ECLI:NL:RVS:2022:2907

Raad van State

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
202205763/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 3 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 9 augustus 2022 een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd echter niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en het beroep ongegrond verklaard.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld. In haar overwegingen stelt de Afdeling dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Bovendien is het hoger beroep gebaseerd op een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, namelijk in de uitspraak van 26 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2497) over de situatie in Italië voor Dublinclaimanten. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.

Uitspraak

202205763/1/V1.
Datum uitspraak: 12 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 3 oktober 2022 in zaak nr. NL22.15481 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 3 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 26 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2497, onder 1.1, over de situatie in Italië voor Dublinclaimanten). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
941