ECLI:NL:RVS:2022:2953
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen besluit tot inbewaringstelling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 24 augustus 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. Op 12 september 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling zijn verblijf in Nederland niet effectief en daadwerkelijk heeft beëindigd, waardoor het besluit tot verwijdering van 28 september 2020 niet is uitgewerkt. De Afdeling neemt deze motivering over en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.