ECLI:NL:RVS:2022:2979

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
202202894/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

Op 17 oktober 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juni 2021 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar, maar dit werd op 21 oktober 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 15 april 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had enkel het besluit op bezwaar van 21 oktober 2021 te beoordelen en hoefde niet in te gaan op eerdere besluiten die in andere procedures aan de orde waren geweest. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevallen, en stelde vast dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 17 oktober 2022, en is daarmee definitief. De betrokken partijen zijn geïnformeerd over de beslissing van de Raad van State, die de rechtszekerheid in deze zaak bevestigt.

Uitspraak

202202894/1/V3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 15 april 2022 in zaak nr. 21/6198 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 oktober 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 april 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. In beroep lag alleen het besluit op bezwaar van 21 oktober 2021 voor. Anders dan de vreemdeling aanvoert hoefde de rechtbank daarom niet meer in te gaan op de juistheid van eerdere besluiten die in eerdere procedures aan de orde zijn geweest. De rechtbank heeft, na de - in hoger beroep niet bestreden - vernietiging van het besluit van 21 oktober 2021, terecht en op goede gronden aanleiding gezien om te bepalen dat de rechtsgevolgen ervan geheel in stand blijven.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd voor zover aangevallen, dat wil zeggen voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2022
18