ECLI:NL:RVS:2022:2982
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
Op 17 oktober 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 30 september 2022 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 augustus 2022 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingewilligd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijk verklaring.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat de plannen van het kabinet voor de procedure rondom gezinshereniging zouden leiden tot een verschil in rechtspositie van houders van verschillende soorten verblijfsvergunningen.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.