ECLI:NL:RVS:2022:304

Raad van State

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
202103250/2/V6 en 202103251/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
  • J.A. Verweij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geheimhouding van AIVD-informatie in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 april 2021 in de zaken met nummers 20/3660 en 20/4275. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vertrouwelijke onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) overgelegd. Dit gebeurde met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken.

De Afdeling heeft op 3 februari 2022 beslist dat het verzoek van de minister om de kennisneming van deze stukken te beperken, gerechtvaardigd is. De Afdeling heeft overwogen dat het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de onderliggende stukken. Het risico dat de vrijgave van deze informatie lopende en toekomstige onderzoeken van de AIVD zou kunnen belemmeren, werd als een ernstige bedreiging voor de nationale veiligheid beschouwd.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft daarom het verzoek tot beperkte kennisneming toegewezen, waarmee de geheimhouding van de AIVD-informatie werd gehandhaafd. Deze beslissing is genomen in het kader van een zorgvuldige afweging van belangen, waarbij zowel de rechten van de appellant als de belangen van de nationale veiligheid in overweging zijn genomen.

Uitspraak

202103250/2/V6 en 202103251/2/V1.
Datum beslissing: 3 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 april 2021 in zaken nrs. 20/3660 en 20/4275 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 april 2021 in zaken nrs. 20/3660 en 20/4275.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling met toepassing van artikel 8:45 van de Awb, de vertrouwelijke onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: de AIVD) overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de AIVD van 30 maart 2020.
Overwegingen
1.       De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, namens de AIVD, de Afdeling verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht. Indien de stukken worden vrijgegeven kunnen zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD belemmerd worden en kan daarmee de nationale veiligheid in gevaar worden gebracht.
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2022
722