Uitspraak
Datum uitspraak: 2 februari 2022
BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State
Op 2 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Schipluiden, en het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 29 juni 2021, waarbij het college afvalinzamellocaties heeft aangewezen voor het dorp Schipluiden. De appellant betoogde dat de aangewezen locatie HN-2 in strijd was met de gemeentelijke inrichtingscriteria inzamelvoorzieningen, omdat de loopafstand tot de rolcontainer meer dan 75 meter zou bedragen. De locatie HN-2 ligt namelijk 80 meter van de voortuin van de appellant, terwijl de gemeentelijke richtlijn een maximale loopafstand van 75 meter voorschrijft. Daarnaast voerde de appellant aan dat de locatie HP-1 niet voldoende ruimte bood voor het aantal rolcontainers dat daar geplaatst moest worden.
Tijdens de zitting op 23 december 2021 heeft het college toegelicht dat de afstand tot de rolcontainer gemeten werd vanaf de achterdeur van de woning van de appellant, wat resulteerde in een kortere afstand van 61 meter. De Afdeling oordeelde dat de afstand die de appellant moet afleggen niet in strijd is met de inrichtingscriteria, omdat de meting vanaf de perceelsgrens dient te gebeuren. Wat betreft de locatie HP-1 heeft het college aangetoond dat deze locatie vooral bestemd is voor bewoners van de Besten van Brienenstraat en dat de ruimte voor rolcontainers beperkt is tot 12, wat meer is dan de appellant had aangenomen. De Afdeling concludeerde dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de rolcontainer niet op de locatie HP-1 te plaatsen.
De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard, en het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.