ECLI:NL:RVS:2022:3325
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke procedure na intrekking verblijfsvergunning
Op 11 maart 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de verblijfsvergunning van een vreemdeling ingetrokken, hem opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 10 augustus 2021. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 27 september 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van 11 maart 2020 vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 november 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het oordeel in deze procedure geldt totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist. De staatssecretaris verzocht om schorsing van de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing op het hoger beroep is genomen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek toegewezen, waardoor de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst en de rechtsgevolgen van het besluit van 11 maart 2020 onverkort blijven gelden.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing houdt in dat de situatie in rechte herleeft zoals deze was voor de uitspraak van de rechtbank, totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.